Zo leefden Nederlanders in Nieuw-Amsterdam
Manhatan, uitkijkend op de Oost Rivier en het Lange Eiland
Het schilderij hierboven laat zien hoe Manhatan er ongeveer in de 17de eeuw uitzag. Het is geschilderd door L.F. Tantillo, een moderne Amerikaan die net zo mooi kan schilderen als die Nederlandse schilders in de Gouden Eeuw (klik hier voor een ander schilderij: Gezicht op Manhatan vanuit zee).
Op het plaatje rechts een Nederlandse familie op Manhatan, gezellig bij de open haard.
Vader rookt een lange Goudse pijp (dat betekent dat het plaatje een situatie ná 1640 weergeeft, want voor die tijd bestonden er alleen korte pijpen).
Dat toeback-suyghen, zoals het toen heette, was pas sinds kort in de mode. Overal in Nieuw-Nederland werden tabaksplanten geteeld. Hoe dat precies moest leerden de Nederlanders van de indianen, want die deden het al heel lang.
De gedroogde tabaksbladeren werden naar Nederland gestuurd om daar te worden verkocht. Het werden er steeds meer. Amsterdam werd daardoor de tabakshoofdstad van Europa. Dat een bekend Amerikaans sigarettenmerk nog altijd Peter Stuyvesant heet is dus geen toeval.
Stuyvesant was de laatste (en bekendste) Nederlandse directeur-generaal in Nieuw-Amsterdam; hij was de opvolger van Willem Kieft.
Naar school?
Er was een schooltje in Nieuw-Amsterdam, maar daarover weten we heel weinig. Misschien zag de school eruit zoals op dit plaatje
In oude documenten vinden we dat dominee Bogardus in 1636 aan de directeur-generaal vroeg om "een schoolmeester, die jongeren, zowel blank als zwart, in de kennis van Christus kan onderwijzen".
Twee jaar later lezen we dat een zekere Adam van Dokkum als schoolmeester in Nieuw-Amsterdam werkt.
En als in 1665 chirurgijn Gijsbert van Imbroch overlijdt, die als bijverdienste boeken verkocht, bestaat zijn erfenis vooral uit schoolboeken: 102 ABC-boeken, 27 "letterkunst"-boeken en maar liefst 83 boekjes met de Geschiedenis van Tobias.
Vier maaltijden per dag
De Nederlanders in Nieuw-Nederland probeerden hun vaderlandse gewoonten te handhaven. Ze aten vier maaltijden per dag:
- Het ontbijt bestond altijd uit brood (het stikte in Nieuw-Amsterdam van de bakkers), met boter en kaas. Volwassenen dronken wat licht bier, kinderen kregen melk.
- Het noenmaal, om half een, bestond meestal uit vis, vlees of gebakken eieren, soms met wat brood.
- Bij de middagstick om vijf uur kreeg je een suikerkoek of vlaai, of een pastei.
- De naventstick, rond negen uur, was eenvoudig: een kroes bier en een hap brood, of een bord maispap, of kliekjes die 's middags waren overgebleven.
En wat deed je 's avonds? Dobbelen vond iedereen leuk. Er was ook net een nieuw spel: kaarten!
In Nederland werd 's avonds vaak muziek gespeeld en graag gezongen, maar of dat in Amerika ook gebeurde weten we niet; er is in ieder geval niets over opgeschreven. Wat wel vaststond: om tien uur ging iedereen naar bed.
Dronkelappen
Iedereen? Behalve natuurlijk de feestvierders en dronkelappen, en die waren er veel in Nieuw-Amsterdam. De stad stond vol met herbergen en bierbrouwerijen. Het eerste stenen gebouw dat directeur-generaal Kieft er liet bouwen was een grote stadsherberg (plaatje)
Slaven en indianen mochten niet in de herbergen komen. Indianen waren verzot op alcohol, maar ze konden er niet goed tegen en deden dan gekke dingen (zoals oom Petakaluns in Manhatan). Het was streng verboden om aan indianen drank te verkopen, maar stiekem gebeurde het toch.
Omdat mensen zo vaak dronken waren werd er veel gescholden, gevochten en met messen gestoken. Elke week stond er wel zo iemand terecht. Voor straf werden ze in de cel gestopt, of veroordeeld om een aantal maanden met de slaven mee te werken, of ze werden op het houten paard gezet (zie ook het hoofdstukje over straffen).
Net als thuis
Nieuwjaarsdag in Nieuw-Amsterdam
De tekening boven laat zien hoe de inwoners van Nieuw-Amsterdam elkaar op 1 januari gelukkig nieuwjaar wensen. Net zoals ze dat thuis in Nederland deden.
Knikkerbakker
Nog altijd wonen er mensen in en rond New York van wie de voorouders destijds als Nederlanders naar Nieuw-Amsterdam kwamen. Een paar bekende namen: Vanderbilt, Van Buuren, Van Cortlandt en Roosevelt.
Die families vormen in New York nog altijd een soort elite. Er is nóg een familie die in dat rijtje past: Knickerbocker. Als je die naam noemt schieten de meeste New-Yorkers in de lach.
De naam komt namelijk van de familie Knikkerbakker, die behoorde tot de eerste Nederlandse kolonisten. In 1809 verscheen het boek A history of New York, waarin een zekere Diedrich Knickerbocker (maar in werkelijkheid de Amerikaanse schrijver Washington Irving) die vroege Nederlanders belachelijk maakte.
Een voorbeeld van de onzin in dit boek: de indianen droegen hoeden. Daarom noemden de Nederlanders het eiland Manhatan: Man hat on (Engels voor: Man hoed op).
De plaatjes in het boek waren wel naar waarheid getekend. Op die plaatjes dragen de Nederlanders de bekende 17de-eeuwse kniebroeken met pijpen die vlak onder de knie werden dichtgegespt.
Door Irvings boek gingen de Amerikanen dat soort broeken weer dragen, eerst als fietsbroek, later als gewone sportbroek. De broek kreeg de naam knickerbocker, en zo heet hij nog altijd (ook bij ons, gek genoeg).
Verbrand of afgebroken
Dat Knickerbocker-boek wordt nog steeds gelezen. Door dit soort grappige boeken wordt het steeds lastiger om er achter te komen hoe het wérkelijk was, vroeger, in dat Nieuw-Amsterdam. Hoe woonden en leefden ze nu écht?
Oude huizen uit die tijd bijvoorbeeld zijn er niet meer. Er zijn er paar grote branden geweest die de stad bijna helemaal verwoestten. Wat er toen nog over was (oude foto), werd in de 19de eeuw afgebroken.
Dus als we willen weten hoe de Nederlandse kolonie er toen uitzag, moeten we ons behelpen met oude plaatjes.
Zoals een schilderij dat in die tijd gemaakt werd van een Nederlandse boerderij vlak buiten Nieuw-Amsterdam (het is op twee houten planken geschilderd, vandaar dat je door het midden een naad ziet lopen).
Kijk maar hieronder:
Op het eerste gezicht zou dit ergens op het Nederlandse platteland kunnen zijn, zo oer-Hollands is die boerderij, met zijn schuur en hooibergen. Maar de heuvels zijn erg on-Nederlands. En... er lopen zwarte vrouwen rond die lange witte kleren dragen. Slavinnen!
Want terwijl in Nederland slavernij streng verboden was, vonden de Nederlanders in Amerika het maar wat fijn om bedienden te hebben die gehoorzaam waren, zeven dagen per week hard voor je werkten en aan wie je geen cent loon hoefde te betalen.
Meer weten?
Wil je meer weten? Bestudeer zelf de bronnen (boeken en artikelen), die schrijver Rob Ruggenberg over dit onderwerp heeft gelezen.
|